
September 2014 dus. Mijn thrillerdebuut De onderkant van sneeuw is net uitgekomen en mijn verloofde Bas en ik zijn uitgenodigd voor een etentje bij zijn beste vriend Frank en diens vriendin Anne. Ik heb Frank en Anne wel een keer kort gezien, op een verjaardag, maar heb toen niet echt met ze gepraat. Nu Bas me twee weken geleden gevraagd heeft of ik met hem wil trouwen (precies een half jaar na onze ontmoeting), zijn we sociaal gezien gedwongen onze liefdescocon (lees: slaapkamer) te verlaten en ‘op tournee’ te gaan. Het kán niet, dat ik de man die hij als getuige wil vragen niet ken.
Wat nou als ze seks willen?
Dat het klikt is in de eerste vijf minuten al bepaald. Frank en Anne hebben een geweldig huis, lieve kinderen (die na een kwartier in bed gelegd worden) en vooral Anne heeft een aanstekelijke lach. ‘Je bent schrijfster hè,’ zegt ze, terwijl Frank de eerste fles wijn ontkurkt. Ik knik en vertel zo enthousiast mogelijk over het nieuwe boek waar ik net aan ben begonnen. Ik voel het nog niet echt, maar de verhaallijn klopt wel. Denk ik. Hoop ik. ‘En wat doe jij ook al weer?’ vraag ik als bliksemafleider – want wat als ze straks allerlei vragen gaan stellen over mijn nieuwe manuscript? Ik wil niet honderd keer moeten zeggen: dat weet ik nog niet, en dat ook nog niet en dat ook nog niet…
Anne werkt als sociotherapeut in een tbs-kliniek, vertelt ze. Al heel wat jaren, ze heeft van alles gezien. Wat dan? ‘Nou, uhm, mannen die op de meest bizarre manieren drugs naar binnen weten te smokkelen, liefdesrelaties, vechtpartijen…’ ‘Iemand nog wijn?’ vraagt Frank die de verhalen van Anne na tien jaar verkering echt wel kent. ‘Hadden we al verteld dat we een boot gaan kopen?’ ‘Wat voor liefdesrelaties?’ vraag ik. Anne houdt haar glas op. ‘Zo gek als je het kunt verzinnen. Laatst nog, was een therapeute verliefd geworden op een vent die vastzat voor verkrachting. Dat kun je je toch niet voorstellen! Die vrouw weet alles over persoonlijkheidsstoornissen, alles, maar wordt dus toch verliefd.’ ‘Maar… Hoe dan? Kan dat zomaar? En ze zullen toch ook seks willen, waar doen ze dat dan? En, en…’
In mijn buik danst een kleine vlinder
De mannen zitten er wat appelig bij. Af en toe doet één van de twee een poging het verhaal een andere kant op te sturen, maar Anne en ik zitten er helemaal in. Wat een etentje voor vier had moet worden, ontwikkelt zich tot een een-op- een interview waar geen speld tussen te krijgen is. Met elke slok, met elk woord word ik zekerder van mijn zaak: dit is waar mijn volgende boek over gaat, verliefd worden op een tbs’er. ‘Zeg,’ onderbreekt Bas mijn vragenvuur na een uur. ‘Zullen we ook nog even over andere dingen praten? We zijn hier gekomen, omdat Frank…’ O ja, die bruiloft. De rest van de avond ben ik er nog maar half bij. In mijn buik danst licht een kleine vlinder.
‘Bas,’ zeg ik die nacht in bed. ‘Ik zat te denken hè, over dat manuscript dat ik nu aan het schrijven ben… Als ik dat idee nou eens delete en een verhaal maak over een moordenaar,laat ik hem… Rem noemen, en een sociotherapeut die…’ Hij legt zijn hand op mijn heup. ‘Ik dacht het al, meisje.’ ‘Want stel dat ik weer twee jaar over mijn boek doe. Dan kan ik maar beter verliefd zijn op mijn hoofdpersonen. Twee jaar, dat is zevenhonderddertig dagen. Zo lang moet ik met ze samenleven.’ Hij schuift mijn pyjama wat omhoog. ‘Doe maar, ik denk dat hij uitstekend bij je past.’
Denken aan een ander
Het is de eerste keer dat we vrijen terwijl ik aan een ander denk. Rem. Met een gezicht dat nooit vrolijk is, zúlke armen en een litteken dat loopt tot halverwege zijn gespierde borst. Tegen de tijd dat Bas in slaap valt, wordt het al ochtend. Ik sluip de slaapkamer uit, kruip onder een dekentje op de bank en klap mijn laptop open. ‘Later als ik dood ben,’ type ik. Een vroege vogel vliegt voorbij, voorzichtig worden de bomen en wolken zichtbaar. ‘Het moment waarop ik de deur achter me dichttrok, was het moment precies tussen nacht en dag in. Een witte, half doorzichtige maan hing als een krijttekening op een steeds lichter wordende hemel.’
Gepubliceerd op JAN Magazine