Terug
Menu
Terug naar Columns

Negentien dagen

Ooit zei iemand tegen mij dat vrouwen op hun zevenentwintigste pieken. Dat ze dan op hun mooist zijn, het meest in hun kracht, dat ze niet begeerlijker kunnen worden. Ik was op dat moment voorin de twintig en prees mezelf gelukkig mijn hoogtepunt nog in het vooruitschiet te hebben liggen.

De twaalf maanden dat ik zevenentwintig was, hield ik mijn hart vast voor het jaar dat ongetwijfeld zou volgen. Vanaf daar kon het namelijk alleen maar minder worden. De aftakeling zou onomkeerbaar gaan beginnen.

Maar tegen alle verwachtingen in werd ik alleen maar gelukkiger. Ik schreef een boek, ontmoette Bas, ging met hem samenwonen, trouwen, schreef een tweede boek, werd achtendertig. En telkens dacht ik: dit is hem, de piek van mijn leven; ik ben zo gelukkig, mooier dan dit kan het onmogelijk gaan worden.

Tot ik de afgelopen maanden mijn buik zag groeien. ‘Pas maar op,’ zei Bas. ‘Als je zo blijft wrijven, valt hij er straks nog af.’ Ik koesterde mijn buik in de wetenschap dat ik hem maar negen maanden zou hebben. Mijn kindje was nu nog helemaal van mij, dichterbij haar kon ik nooit komen.

Maar nu…

Nu ligt er een klein meisje in mijn armen, Betje heet ze, een afkorting van Elisabeth, mijn moeders naam, en ik kan me geen grotere perfectie bedenken. Betje heeft tien teentjes en tien vingers, twee grote blauwe ogen die nog niet kunnen focussen en papa’s kin met een kuiltje.

Mijn buik ben ik vergeten, want dichterbij de schepping ga ik niet komen. Betje is niet meer van mij, maar van zichzelf, precies zoals het hoort. En als ik naar beneden kijk, dan denk ik: onvoorstelbaar waar een vrouwenlichaam toe in staat is. Dit lichaam heeft een mens gemaakt en produceert nu net zoveel melk als nodig is om haar te laten groeien.

Starend naar mijn bundeltje geluk dwalen mijn gedachten af naar later. Over een paar maanden al gaat ze naar de oppas. Brrr. En over een paar jaar gaat ze naar school. En dan gaat ze natuurlijk puberen en wordt ze zelfstandig en krijgt ze een vriendje, verhuist ze misschien wel naar de andere kant van de wereld en… Ze gaapt uitgebreid en valt op mijn schoot in slaap … Ook dan zal ik denken: ik ben nu het gelukkigst van mijn leven.

En Betje? Die hoeft niet te wachten tot haar zevenentwintigste. Mooier, krachtiger en begeerlijker dan ze nu is, negentien dagen oud, kan ze onmogelijk worden.

Gepubliceerd in Almere Deze Week, 1 februari 2018