
Vandaag staat hij op het bruggetje aan het eind van onze straat en zegt hij dus dingen als “lief hè.”
Vanmorgen stond er een clubje mannen voor zijn huis. Eén droeg een fluorescerend hesje, eentje een gereedschapskist, een derde had een klembord vast, er was een chique jas en iemand van de gemeente. Ik wist wel wat ze kwamen doen. Natuurlijk wist ik dat. Dat te koop-bord was gedwongen opgehangen. En vorige week moest ik Vitens voor hem bellen. Zijn drinkwater was afgesloten en mijn Nederlands was beter dan dat van hem.
Rond een uur of tien kwam er een vrachtwagen met een grijparm. Precies zo’n vrachtwagen als die je destijds zo vaak zag in de journaals over de varkenspest. Mareks huis werd geruimd. Al zijn door de crisis half-afgemaakte bouwprojecten, al zijn spullen. In de voordeur werd een nieuw slot gezet.
Nu staat hij hier. Met de zon op zijn gezicht en de tijd te aanwezig aan zijn zijde. Vader meerkoet vlecht een nieuw stuk plastic in het nest. Vanuit onze straat hiernaartoe gewaaid, ontsnapt uit de sterke arm van de wet. “Lief hè,” lacht hij. Ik knik en zeg: “inderdaad, ze zijn heel lief.” Zes zijn het er. Zes kleine meerkoetkuikens. Pluizig nog en rood rond hun snavels. Zo lacht Marek onze straat gedag.
Gepubliceerd in Almere Vandaag, zaterdag 3 mei 2014