
Deze week laat ik de gordijnen dicht. Trek ik na het douchen telkens mijn pyjama weer aan en kruip ik op de bank met een boek en de afstandsbediening onder handbereik. Ik doe mijn uiterste best om niet te bestaan. Want sinds een paar dagen ligt mijn boek in de winkel. Whaa!!
Maagdelijk
Zoals je een mooie jurk aan de kastdeur hangt vlak nadat je hem hebt gekocht, zodat je er nog even naar kunt kijken voordat je hem aantrekt en je er kreukels en vlekken in maakt, zo ligt mijn gloednieuwe boek te glunderen op tafel. Kleiner dan ik dacht. Lichter. En veel mooier, zo veel mooier, dan hij op het beeldscherm van mijn computer leek.
Het omslag is nog maagdelijk wit, de vouwrand die je in de kaft maakt bij lezen ontbreekt en elke hoek van elke bladzijde is nog helemaal perfect. Dit is hem dan, het boek waar ik twee jaar naartoe heb gewerkt. Later als ik dood ben is af.
Gebruikssporen
En dat is net zo mooi als moeilijk. Want dat ik mijn boek heb ‘afgemaakt’, betekent dat hij voor de rest van de wereld tot leven komt. Ik stel me voor hoe Later als ik dood ben-klonen nu op nachtkastjes liggen met de bladzijdes naar beneden zodat de ruggen helemaal verkreukelen, hoe er ezelsoren aan de pagina’s gedraaid worden en hoekjes omgeslagen worden. Hoe mijn boek tot leven komt!
Niet mooiers dan dat: boeken horen er geleefd uit te zien. Duizend keer liever een bibliotheekboek vol gebruikssporen, dan een netjes gelezen boek, dat verdwijnt in een boekenkast om nooit meer opengeslagen te worden.
Maar – weer die máár – dat betekent wel dat mijn boek niet meer van mij alleen is.
Seksscènes
Het hele schrijfproces lang wilde ik niets liever dan met iemand sparren over de inhoud, maar dat kon niet omdat niemand het nog mocht gelezen voordat het af was. Nu is het precies andersom. Ik heb ‘dit hoofdstuk van mijn leven afgerond’ en ben in gedachten al bezig met mijn volgende boek (waar ik eigenlijk heel graag met iedereen over wil praten), ondertussen druppelen de recensies binnen en willen mijn ouders het met me hebben over Later als ik dood ben.
Het meest wonderlijke daarbij is dat iedereen een ander verhaal gelezen lijkt te hebben. Zijn eigen verhaal. Terwijl voor de een de heftige seksscènes het zwaartepunt waren, vond de ander het vooral spannend. En waar de ene recensent het heeft over een zoektocht naar identiteit, ligt voor de ander de focus op de wereld van de tbs. Het is als zwanger willen worden en overal dikke buiken zien. Je ziet (of in dit geval: leest) dat waar je op gefocust bent.
Dat heb je van mij
En dan herkent mijn volledige familie en vriendenkring zichzelf ook nog in minstens één personage. ‘Dat heb je van mij,’ roept de een na de ander opgetogen. Ik verzwijg tegen al mijn dierbaren die zichzelf op papier vereeuwigd zien, dat er ook nog vier anderen zijn die zichzelf in precies dat personage meenden te herkennen.
Woorden zijn wonderlijke dingen. Daarom hou ik ook zo van ze. En daarom verstop ik me deze week nog even voor de wereld.
Laat die vlekken maar komen
Veel schrijvers zeggen: ‘mijn boek is mijn baby’. En zo voelt het precies. Ik moet mijn kindje, mijn kwetsbare kindje laten gaan. Niets voor een control freak zoals ik.
Maar goed, als het dan toch moet, word dan maar een levensgenieter, lief boek. Ik hoop dat je je weg vindt. Dat je wordt doorgegeven van moeder op dochter, van buurvrouw op vriendin, van opa op kleinzoon. Dat je stukgelezen en vol vlekken waarvan je de herkomst niet wilt weten, ergens op een nachtkastje belandt. Dat mensen over je zullen praten en iets van je zullen vinden. Dat je onder de rimpels komt te zitten. En dat lezers van je zullen dromen.
Met heel veel liefde zwaai ik je uit.
En die jurk? Die doe ik zondag, op de officiële lancering, aan. Om mijn afscheid en jouw welkom te vieren met veel te veel drank en veel te veel taart. Laat die vlekken maar komen. Later is nu.
Gepubliceerd op JAN-Magazine.nl